Stuksgewijs

sign functie

Geeft het teken van het argument.

Syntaxis

sign(z)

Omschrijving

De sign functie, ook wel signum, geeft het signum van z. z kan elk numerieke uitdrukking zijn die resulteert in een reëel getal of een complex getal. Wanneer z een reëel getal is, is sign(z) 1 voor z>0 en -1 voor z 0. sign(z) is 0 voor z = 0. Wanneer z resulteert in een complex getal, is sign(z) gelijk aan z/abs(z).

u functie

De eenheid stap functie.

Syntaxis

u(z)

Omschrijving

u(z) is algemeen bekend als de eenheid stap functie. z kan elk numerieke uitdrukking worden die resulteert in een reëel getal. De functie is niet gedefinieerd als z een imaginair deel heeftl. u(z) is 1 voor z ≥ 0 en 0 voor z 0.

min functie

Vindt en geeft het minimum van de gegeven waarden voor de argumenten.

Syntaxis

min(A,B,...)

Omschrijving

De min functie geeft de minimale waarde van de argumenten. min kan elk aantal argumenten zijn maar niet minder dan 2. De argumenten kunnen elk numerieke uitdrukkingen zijn die resulteren tot reële getallen of complexe getallen. Als de argumenten complexe getallen zijn, geeft de functie min(re(A), re(B), ...) + min(im(A), im(B), ...)i.

max functie

Vindt en geeft het maximum van de gegeven waarden voor de argumenten.

Syntaxis

max(A,B,...)

Omschrijving

De max functie geeft de maximale waarde van de argumenten. max kan elk aantal argumenten zijn maar niet minder dan 2. De argumenten kunnen elk numerieke uitdrukkingen zijn die resulteren tot reële getallen of complexe getallen. Als de argumenten complexe getallen zijn, geeft de functie max(re(A), re(B), ...) + max(im(A), im(B), ...)i.

range functie

Geeft het tweede argument als het tussen het eerste argument en het derde argument ligt.

Syntaxis

range(A,z,B)

Omschrijving

De range functie geeft z, als z groter is dan A en minder dan B. Als z < A dan krijg je A. Als z> B dan krijg je B. De argumenten kunnen elk numerieke uitdrukkingen zijn dat resulteert in reële getallen of complexe getallen . De functie heeft hetzelfde effect als max(A, min(z, B)).

if functie

Evaluuert een of meer voorwaarden en geeft een ander resultaat op basis van deze.

Syntaxis

if(cond1, f1, cond2, f2, ... , condn, fn [,fz])

Omschrijving

De if functie beoordeelt cond1 en als het verschilt van 0 dan wordt f1 geëvalueerd en teruggezet. Anders wordt cond2 geëvalueerd en als het verschilt van 0 dan f2 is teruggezet en ga zo maar door. Als geen van de voorwaarden voldaan is, wordt fz teruggezet. fz is optioneel en indien niet gespecificeerd, geeft if een fout als geen van de voorwaarden wordt voldaan. De argumenten kunnen elk numerieke uitdrukkingen resulteren in reële getallen of complexe getallen.